20. Poele

Bolsward 1958-1968

Hank Brouwer-van der Berg, PoeleDe vijver achter onze Bolswarder pastorietuin werd bevolkt door een twintigtal eenden. Vanuit het huis konden wij het hele jaar door het eendenleven meemaken. In de winter be­gonnen de woerden al vele kunsten te vertonen voor de da­mes. Begin maart gingen de eendenparen op de vreemdste plaatsen op zoek naar nestgelegenheid. Wij zetten een korf op het plat en elk jaar werden er eieren in gelegd. Het was een vreugde als op een vroege morgen in april twaalf dons­balletjes naar bene­den dwarrelden, in de zandbak terecht­kwamen en piepend achter hun moeder de sloot indoken. Een deel van deze eendjes werd groot. Eksters, kraaien en ratten vroegen hun tol. Zodra de jongen volwassen waren, ontstond er ruzie wie er in de vijver mocht blijven en uiteinde­lijk waren er weer twin­tig eenden over.

Het vroor in de zestiger jaren soms vrij streng en dan ploeter­den de eenden de hele nacht door in het water om een wak open te houden.

Op een winternamiddag kwam er plotseling een zwaan uit de lucht vallen. Hij plofte op een vreemde manier in het open water. Luid kwakend stoof het eendenvolk uiteen. Zij wilden echter hun wak niet prijsgeven aan een zwaan en de woerden gingen tot de aanval over. Met moeite klom de zwaan op het ijs en de eenden konden de hele nacht weer doorploeteren. De volgende morgen zat de zwaan er nog. Zodra hij pro­beerde te staan, liet hij een klagend blazend “oe”-geluid ho­ren. Er was iets mis met het dier. Wij waarschuwden de tuin­baas.

De zwaan bleek een zwaar beschadigde zwemvoet te hebben en was daarmee vastgevroren. Er werd een zak over hem heen gegooid en hij werd los gehakt en verpakt in de zak in de koude kas in een kist gezet. Later kwam de veearts er aan te pas, die de zwemvoet amputeerde.

Toen de dooi inviel, werd de zwaan, die Poele genoemd werd, medebe­woner van de eendenvijvers in het park. Recht zwem­men ging niet meer. Hij deed nog een poging weg te vliegen, maar met een gehavend hoogteroer en landings­gestel lukte dat niet. Dus Poele bleef.

Wij hebben hem drie jaar in de vijver in de tuin gehad. Hij werd door het publiek gevoerd, maar met zijn sterke nek en vinnige snavel hield hij mens en dier uit de buurt. Hij rea­geerde wél op Poele-geroep; dan kwam hij.

Als hij in de weg zat, moest de hark eraan te pas komen. Voorzichtig duwde ik tegen zijn staart aan zijn gehandicapte kant, zodat hij zich op zijn goede poot kon oprichten en weg­waggelen. Later hoefden wij alleen maar met de hark te ko­men, dan ging hij uit zichzelf weg.

In het voorjaar ging Poele in het land achter de Zuivelschool op vrijers­voet. De stenen deden hem kennelijk pijn aan zijn poot, zodat hij midden op de rijweg erbij ging zitten. Auto’s moesten voor hem stoppen. De kinderen kwamen roepen: “Mamma, de hark voor Poele!” Ik werkte hem de sloot aan de overkant in.

De zwanen in de landerijen zagen echter niets in een gehan­dicapte vrijer en joegen hem weg. De volgende dagen pro­beerde hij het opnieuw. De hark kwam naast de voordeur te staan om hem weer van de weg te halen. Uiteindelijk gaf hij zijn pogingen op en uitte zijn verdriet door het de eenden las­tig te maken. Die bleven uit zijn buurt!

Poele verdween, zoals hij kwam. Na een hevige storm was hij weg. Toen de tuinlieden een paar maanden later een stuk van een gevelde wilg uit de vijver haalden, zat tussen de takken het restant van Poele. Hij had niet snel genoeg weg kunnen komen toen de boom omviel.

We misten hem wel. Niet iedereen heeft een zwaan in de tuin.


Deze column verscheen oorspronkelijk op 22 september 1990 in het logo Algemeen Doopsgezind Weekblad

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *