Delft 1968-1974
Doordat mijn man secretaris van de Doopsgezinde Zendingsraad was, kwam de doopsgezinde wereld bij ons in huis. Veel post uit het buitenland. Bij elk telefoongesprek moest ik erop voorbereid zijn Duits, Frans of Engels te moeten aanhoren en dus ook te spreken. Leo maakte diverse reizen naar Europa, Noord- en Zuid-Amerika en Indonesië. Ook kregen wij buitenlandse logees, maar dat was altijd wat behelpen, omdat ons huis niet op logees berekend was. Gelukkig zijn doperse gasten weinig veeleisende mensen.
Zending en gemeente samen namen honderd procent van Leo’s tijd, zodat ik insprong bij kantoorwerkzaamheden voor zending en Fredeshiem. In latere jaren, toen de kinderen groter waren, ging ik wel mee op Europese reizen naar onder andere EMEK*-vergaderingen en MERK**-conferenties. Door deze contacten ging er een heel andere doperse wereld voor mij open dan we in Nederland gewend waren.
Zodra we over de grens waren werd onze geestelijke wereld anders. Overal troffen wij aardige en gastvrije broeders en vooral zusters aan. Wij logeerden in pastorieën of Mennonietennederzettingen, in stadswoningen en tehuizen en soms op eenzame boerderijen hoog in de Zwitserse Jura. Wij namen deel aan gemeentebijeenkomsten met lunch na. Heel anders dan wij in ons ‘liberale’ doopsgezinde Nederland gewend waren.
Toen ging ik beseffen dat onze geloofsgenoten in Zuid-Duitsland, Zwitserland en de Elzas vele eeuwen langer verdrukking en gevaar te verduren hebben gehad dan wij in ons ‘gezegende’ Nederland. Ons geloof is meegegaan met de ontwikkelingen alhier. Zo is ook het geloofsleven van de buitenlandse dopersen door hun politieke en levenssituaties beïnvloed. Vandaar de geestelijke verschillen.
Tijdens één van onze bezoeken ontmoetten wij in de Toumay, boven Neuwied een groep juist uit Oost-Europa gekomen mennonieten. Wij waren de eerste Nederlanders die zij tegenkwamen. Plotseling dromde na afloop van de dienst een groepje vrouwen om mij heen. Zij kwamen mij bedanken voor de radio-uitzendingen. Of ik deze dank ter plaatse in Nederland wilde overbrengen. Met moeite kwam ik erachter, dat zij de uitzendingen van de Trans World Mission via radio Luxemburg bedoelden. Deze meditaties werden ’s morgens heel vroeg door een Nederlandse evangelisatievereniging in het Duits verzorgd. Wij hebben de dank aan de uitzenders kunnen overbrengen.
Ik leerde mij godsdienstig aan te passen aan hun doperse geloofsleven. Zingen, bidden, bijbelstudie, zowel bij de mensen thuis als in hun bijeenkomsten. Alles in mijn beste Duits. Soms was ik erg blij dat Paulus de vrouwen geboden had in de vergaderingen te zwijgen. Nu kon ik achter Paulus’ rug wegkruipen en Leo het woord laten doen. Ik wil door vrijdenkende opmerkingen de tere band, die tussen ons en de buitenlandse broederschappen groeide, niet beschadigen. Mijn man heeft er enorm hard aan gewerkt om deze band te verstevigen. Men heeft hem begrepen en gewaardeerd, zodat hij later EMEK-voorzitter werd.