Zutphen 1979-1990
Naast de Groninger gemeenten was Leo ook verbonden aan de gevangenis te Winschoten. Met dit werk had hij grote moeite. Daarom werd naar vervangend werk gezocht binnen het werkgebied van de Groninger Doopsgezinde Sociëteit. Deze opzet slaagde niet, zodat wij naar een andere gemeente gingen uitkijken.
Sedert 1958 reed Leo per auto in zijn gecombineerde gemeenten rond. Begin 1978 kochten wij te Sappemeer een Fiat Seat, een demonstratieauto, die prima reed.
In de zomer van 1978 kwamen wij in contact met de vacante gemeenten in de Achterhoek. Na een inleidend gesprek met de gezamenlijke kerkenraden werd er een kennismakingsdienst voor alle Achterhoekse doopsgezinden in Zutphen vastgesteld.
Op een mooie zomermorgen verlieten wij al heel vroeg Sappemeer en snorden in onze Fiat Seat, pas volgetankt, zuidwaarts. Ongeveer op de Drents-Overijsselse grens begon de wagen te haperen en na enig gehort en gestoot stond hij stil. Starten, ho maar! Nergens een huis, nergens een wegenwachtpaal. Er zit vast een vuiltje in de benzineleiding. Leo probeerde al zijn technische autokennis uit. Leiding doorblazen en eindelijk na veel gepruttel en gehik startte de wagen weer en reden wij vol goede moed Overijssel door. We hadden ruim tijd, dus maakten we ons geen zorgen.
Even voorbij Gorssel begon de narigheid opnieuw. De auto stoorde zich niet aan de versnelling en sukkelde met horten en stoten voort.
“Als we geen stoplichten krijgen, halen we Zutphen,” zuchtte mijn man.
We hadden geluk: twee spoorwegovergangen op veilig en vier verkeerslichten sprongen op groen. De auto hikte steeds vaker en bleef in de tweede versnelling rijden. De klok draaide naar tien uur.
Onze spanning steeg. Zouden wij op tijd komen? Op het kruispunt met de straat waar de kerk is, sprong het licht op rood. Stoppen en de motor sloeg af. Er was geen beweging meer in onze Seat te krijgen. Dus maar duwen.
Leo bij portier en stuur en ik aan de achterkant. Wij blokkeerden het kruispunt. Er kwamen meer auto’s aan. Sommigen stopten en er stapten mensen uit: “Dominee, wat doe je nou?”
“Hij wil niet starten.”
Toen waren er ineens diverse hulpvaardige doopsgezinde armen die mij opzij duwden en de auto naar de dichtstbijzijnde parkeerhaven reden.
“Gaat u maar naar de kerk lopen en geef mij de sleutels, dan zal ik zorgen dat de garage met zondagsdienst hem nakijkt,” zei een attente Zutphenaar.
Wij kwamen om vijf voor tien wat afgedraaid en vermoeid in de kerk aan. Eerst wat koffie en bijkomen, dan beginnen we wat later, zei de kerkenraad.
In de kerk ontmoette ik enige zusters die ik via de LFDZ* goed kende. Ik ging bij hen zitten en vertelde over onze pechreis. Door mijn ongedwongen optreden, zagen enkele Winterswijkers mij voor een lid van Zutphen aan. Gelukkig verliep de dienst goed en na afloop tijdens de koffie vroegen de Winterswijkse zusters mij: “Wat vindt u van die dominee?”
“Ik vind hem erg aardig.”
“Dus u kent hem al langer?”
“Ja, al ruim dertig jaar.”
“Dus u komt niet uit Zutphen, maar uit Sappemeer!”
“Ja, ik ben zijn vrouw.”
Een hartelijk ontspannen gelach volgde.
’s Middags werden wij naar een garage gereden en daar stond de auto. “Vuile benzine meneer, maar nu loopt hij weer prima.”
De schadepost werd gedekt door de preekbeurtenvergoeding en een tijdje later kreeg Leo het beroep. We reden zonder horten en stoten noordwaarts.