Delft 1968-1974
Na vijf jaar liep Leo’s contract met de Zendingsraad af en moest er naar een nieuwe werkkring gezocht worden. Mijn man stelde zich weer beroepbaar. Samen met andere beroepsgroepen behoorden wij tot diegenen die vaak een andere standplaats kregen en zelfs een vaste verhuizer hadden. De eerste drie verhuizingen in mijn huwelijk had ik als een avontuur ervaren. De vierde keer was ingrijpend geweest, vooral voor de kinderen. Nu stond de vijfde verhuizing voor de deur.
Onze oudste dochter was ondertussen studente te Wageningen en zei: “Het kan mij niet schelen waar jullie heengaan. Ik heb mijn eigen plekje gevonden.” Voor de jongste was het enger. Zij zat in 5 VWO, het eerste jaar van de keuzepakketten. Op een moeilijk moment zou zij haar opleiding moeten onderbreken. Toch wilden wij een meisje van zestien niet alleen in Delft achterlaten.
Ook ik vond het niet leuk. Ik moest mijn school opgeven: het werk van mijn man ging voor. Hoewel er verscheidene grotere gemeenten vacant waren en Leo op enkele tallen geplaatst werd, kwam het nooit tot een beroep. Voor hem erg teleurstellend. Eindelijk kwam er met behulp van de ADS* een oplossing.
Sappemeer-Winschoten was vacant en kon gecombineerd worden met een gevangenispastoraat te Winschoten. Dit laatste was nu niet dadelijk wat Leo wenste, maar we hadden geen andere keus. Het beroep werd aangenomen en met het oog op Marijke verhuisden wij in augustus 1974. Zij kon dan het volledige laatste jaar in Sappemeer naar school.
Zoals overal was de Scholengemeenschap daar een onderwijsfabriek met twaalfhonderd leerlingen. Zij kende er niemand en ging onder in de massa. Na veertien dagen kwam onze dochter ziek en overspannen thuis. Eenzaamheid en verwarring waren de oorzaken. Medicijnen en rust hielpen niet. Gelukkig voelde ik aan, dat zij in de eerste plaats vrienden nodig had. In overleg met de conrector van het VWO werd een zestal oudste leerlingen gevonden dat bereid was om de beurt Marijke op te zoeken en over het wel en wee op school te vertellen. Het was dé oplossing. Na tien dagen ging zij weer naar school, kende nu een aantal medeleerlingen en kwam door hen weer in aanraking met anderen. De eenzaamheid was voorbij. Marijke paste zich aan hij de Groninger jeugd, slaagde voor haar eindexamen, ging met klasgenoten in Groningen studeren en is Groningse geworden.
Na een verhuizing duurt het een vol jaar voordat men ingeburgerd is. Er moeten nieuwe vrienden en kennissen gevonden worden, want de contacten uit de vorige gemeente verslappen. Daarom is het van groot belang, dat leeftijdgenoten in de gemeente het predikantsgezin opvangen. Bij steeds opeenvolgende verhuizingen raakt men nergens thuis. De kinderen vroegen mij eens: “Waar horen wij nu thuis?” Mijn antwoord was: “Ergens in doopsgezind Nederland.”