Delft 1968-1974
De doopsgezinde gemeente Delft gedroeg zich als een schat die verborgen was in een akker. Men moest moeite doen om haar te vinden. Ze bezat geen kerk en geen vaste pastorie, dus had zij geen vast adres. Zonder jaarboekje was zij moeilijk op te sporen.
De gemeentevergaderingen en -kringen hield men bij de leden thuis. Het kleine aantal leden (25-30) hield de kerkdiensten op drie verschillende plaatsen:
- In de kerk van de remonstrantse gemeente, waarmee goede contacten gelegd waren;
- In een hervormd wijkgebouw ‘De verborgen schat’;
- In de kapel van het ouderenwooncentrum Abtswoude.
‘De verborgen schat’ is een heel mooi gerestaureerd renaissancegebouwtje, waarin het plezierig was bijeen te komen. Er konden hooguit dertig mensen in.
Boven de deur is een houten raamreliëf, voorstellende een man die spit op zoek naar een schat. De tekst Matthéüs 13:44 verwijst naar de gelijkenis van de schat in de akker. Dit beeld treft men meer in Delft aan en heeft betrekking op de kanalen (de delften) die gegraven (gedolven) werden en waaromheen zich de stad Delft vormde. Delft had zijn welvaart en zijn bescherming in dit natte land aan zijn delften te danken.
In later jaren kwamen de diensten in ‘De verborgen schat’ en de remonstrantse gemeente te vervallen, zodat er nu wel één vast adres kwam, namelijk de kapel van Abtswoude.
De gemeente bezat echter nog meer ‘schatten’. Daar was de lessenaarkist, waarin de liederenbundels, bijbels en collectezakken bewaard werden en die elke dienst meeverhuisde. Wij zongen ‘zwart’ uit de Nederlandse Protestantenbundel en ‘grijs’, uit het ADS*-liederenbundeltje van 1962.
De kist met het avondmaalsservies werd door ons beheerd. Het avondmaal met deze kleine groep beleefden wij als een kostbare schat.
Een openlijke schat was de zondagsschool, samen met remonstranten en vrijzinnig-hervormden, doch grotendeels door doopsgezinden geleid.
Een heel bijzondere verborgen schat stond aan het Westplantsoen, namelijk de woning van onze voorgangster en haar twee verpleegster-vriendinnen. Deze drie zusters vormden vele jaren lang het hart van de gemeente. Elk lid had een heel bijzonder band met deze drie ‘schatten’.
De oudste leden vonden er hun vriendinnen, de jongere leden moederlijke begeleidsters en de kinderen lieve, toegewijde oma’s. Zij deelden lief en leed en waren een bindend middelpunt voor de gemeente. De doopsgezinden spraken over ‘Ons Drei Mädler Haus’; de partnergemeenten noemden hen ‘de doopsgezinde drie-eenheid’.
Naar buiten toe merkte Delft niet veel van de doopsgezinden; slechts het studentenpastoraat en de Vrouwen Wereldgebedsdag ondergingen door ons werk doperse invloed. De grote verandering voor ons persoonlijk was dat wij in de gemeente bij onze voornamen genoemd werden en zo er meer bij hoorden.