Zutphen 1979-1990
Mijn man ging in 1990 met emeritaat, maar hij ontplooide nog vele doopsgezinde activiteiten. Hij vervulde nog verscheidene preekbeurten in gemeenten elders in het land. De laatste jaren ging ik vaak mee wanneer hij een dienst buitenuit had.
Op een mooie zaterdag in augustus gaat hij naar een vergadering in Rotterdam. Deze bijeenkomst loopt uit, zodat er geen tijd om te eten overblijft. Hij koopt aan een kraampje een broodje gezond en eet dit in de trein op. In de nacht gaan zijn darmen moeilijk doen. Het broodje gezond, veronderstel ik en geef hem een paar stoppilletjes. Die helpen goed.
De volgende zondag heeft hij een preekbeurt in Deventer. Na nog een pilletje en een droog ontbijt gaan wij op weg en halen in Gorssel de vrouw van een collega op. De kerk is normaal bezet en de dienst begint gewoon: votum-gezang-gebed en vervolgens een bijbellezing uit het Oude Testament over de duizend vrouwen van koning Salomo (1 Kon. 11:1-4).
Dan zegt mijn man opeens: “Ik voel me niet prettig, ik ga even zitten.”
Hij probeert de grote kanselzetel te bereiken, maar dat lukt niet en hij glijdt op grond. Gelukkig bezit Deventer een zeer ruime kansel. Er is dus ligruimte. Ik ren naar de kansel, evenals een zuster apothekeres.
De gemeente zit doodstil. Er komen een paar kerkenraadsleden bij en wij leggen Leo recht. Hij reageert niet op roepen, maar ademt wel.
“Zijn hart,” zeg ik.
Pilletje onder de tong. Dat helpt niet. Nog één – geen resultaat.
En dan gebeurt er een heleboel tegelijk. De gemeente verlaat de kerk en er verschijnt een dokter die hem onderzoekt. Het hart klopt normaal, maar toch maar direct naar het ziekenhuis, zegt hij. Dan rennen er twee verplegers met een brancard de kerk binnen. Zij dienen zuurstof toe en brengen een infuus aan. Ik haal zijn zakken leeg en vind de autosleutels, die ik een kerkenraadslid in de handen duw.
“Een rode Ritmo, die bij het beeld van Albert Schweitzer hier voor de deur staat. Zorg er s.v.p. voor.”
Heel snel zijn we in de ambulance op weg naar het ziekenhuis.
In de auto komt Leo bij. “Wat is er? Mijn buik krampt!”
In het ziekenhuis heeft hij alweer praatjes. Ik krijg daardoor gedaan, dat hij na een vluchtig onderzoek weer in de ambulance geschoven wordt en naar het ziekenhuis te Zutphen wordt vervoerd.
Daar wordt hij grondig onderzocht. De monitor is normaal. De enige diagnose is hevige buikkrampen door verkeerd voedsel: het broodje gezond! Terwijl ik de verpleegster met de verzorging van mijn man help, meldt zich een Deventer broeder om ons verder te helpen. Leo mag naar huis, maar eerst moesten wij schone kleren ophalen. Thuis stoppen we hem in bed en ik ben erg dankbaar voor de broederlijke hulp uit Deventer.
Dit is nog niet alles, want ’s middags, wanneer ik lig bij te komen van de emoties, rijdt onze Ritmo voor, gevolgd door een andere auto. Weer Deventer hulp! Gelukkig gaat alles verder goed en is mijn man de volgende dag beter.
Dan belt de kerkenraad uit Deventer op: “Wij zijn erg geschrokken. De dienst is in de gemeentezaal beëindigd met lied en gebed. Maar wij willen graag weten, wat er met die duizend vrouwen is gebeurd!” Een uittreksel van de preek wordt in het gemeenteblad ‘De Penninckshoek’ geplaatst.