Fredeshiem 1952-1972
In de jaren 1952-1972 kwamen veel dezelfde gezinnen op Fredeshiem. Men leerde elkaar goed kennen en de jeugd groeide er samen op in de vakantie. Onder deze gasten was een familie uit Amsterdam. De vader was heel milieubewust. Zij waren vegetariërs en aten speciaal biologisch gebakken brood, dat zij zelf meebrachten. Toen de kinderen oud genoeg waren om aan de jeugdtafel te eten, aten die gewoon brood.
De vader had heel lange haren en een eveneens zeer lange baard. Aan tafel droeg hij deze baard in een netje en zijn haar in een staartje. Als het weer het even toeliet, stond hij ’s morgens om zes uur buiten om te gaan trimmen. Hij was dan slechts gekleed in een klein broekje en sportschoenen. Zijn haren en baard hingen los. De andere gasten wisten van deze gewoonte.
Terwijl het gezin op Fredeshiem verblijft, komt er tussentijds een nieuwe gaste. Een onderwijzeres die een heel moeilijk jaar achter de rug heeft en op Fredeshiem tot rust hoopt te komen. De tweede dag van haar verblijf raak ik met haar in gesprek en zij vertelt dat ze de hele nacht niet heeft geslapen. Ik raad haar aan om dan ’s morgens vroeg wat op het terrein te gaan wandelen. Misschien ziet ze reeën en komt ze wat tot rust.
De volgende ochtend is het stralend weer en onze gaste gaat heel vroeg zachtjes naar buiten. Zij geniet van de stilte en het ontwakend leven. Net zit zij even op een bank bij de hei, als er plotseling uit het bos een blote man aan komt rennen, omgeven door een heleboel haren. De dame schrikt vreselijk, maar de baardman zegt haar vriendelijk goedemorgen. Met trillende benen komt zij weer terug en staat zij om zeven uur bij de leiderskamer met het verhaal dat er een Batavier op ons terrein rondloopt!
Ik heb haar gerust kunnen stellen en aan het ontbijt hebben we haar aan de ‘Batavier’ voorgesteld. Tijdens haar verdere verblijf heeft ze genoten, maar ze stond nooit meer zo vroeg op.