Meppel 1953-1958
In 1953 werd Leo secretaris van de Hiemwar van Fredeshiem*. Hij heeft deze taak eenentwintig jaar vervuld. Het wel en wee van Fredeshiem hoorde daardoor tot ons vaste werk. Elk jaar hadden we enige weken de leiding en dan de Hiemwarvergaderingen, die de echtgenotes zoveel mogelijk bijwoonden.
Zoals zo velen hebben wij de plezierigste herinneringen aan Fredeshiem. Spelen met de kinderen, speurtochten met de jeugd, volleybal, gezellige avonden, nachtwandelingen en de vaste zondagmiddagtocht naar de Coniferenlaan en het drieprovinciënpunt. De dropping waar de politie een stokje voor stak, het paard in de eetzaal tijdens de maaltijd en de uiltjes die ’s nachts het buitenlicht aanvielen enzovoort.
De mooiste bijeenkomsten waren de kerkdiensten en de gelijktijdige kinderdiensten, waar velen van ‘buiten’ bijkwamen. In het broederschapshuiswerk zijn de Nederlandse doopsgezinden op hun best!
Toen wij vier jaar in Meppel woonden, kwamen er weer vacante gemeenten met een ’tal’-verzoek. In de loop van twee jaar hadden wij met drie gemeenten contact, maar om diverse redenen kwam het nooit tot een beroep. Het is voor een predikant aardig om gevraagd te worden, maar na drie keer wordt er in de eigen gemeente gezegd: “Hij wil weg” en dan is het niet leuk meer. Wij hoopten dus dat een volgend tal wel resultaat zou opleveren.
In de zomer van 1958 hadden wij weer een periode op Fredeshiem geleid en een goede week later ging Leo met een jeugdgroep uit Meppel naar Ommen. De jeugd vertrok op de fiets en werd uitgezwaaid door de familie.
Nauwelijks was ik thuis, of de telefoon ging. De gemeente B. wilde mijn man spreken.
“Die is voor een week afwezig.”
Grote schrik aan de andere kant van de lijn: “Maar wij moeten hem spreken!”
Toen kwam er een heel verhaal over een beroepsprocedure met twee kandidaten. Nu wilde men Leo over acht dagen als derde erbij hebben.
“Als het alleen is om een tal aan te vullen, doen wij het niet,” zei ik.
Maar dat was de bedoeling niet. Enige Fredeshiemgasten uit gemeente B. drongen sterk aan op Leo’s deelname aan het tal. “En als uw man één van de preken neemt die hij op Fredeshiem gehouden heeft, is het beroep zo goed als zeker.”
Als ik mijn man kon bereiken, belde gemeente B. ’s avonds weer terug.
Ik had een telefoonnummer van een boer, ergens ver buiten Ommen, maar kon geen contact krijgen – de aansluiting was daar nog niet automatisch en in het weekeinde was het postagentschap gesloten. Wachten tot maandag dus. Dit verschijnsel kende ik nog uit Staveren. Wat moest ik doen?
Als ik “ja” zei, werd Leo de volgende week voor een voldongen feit gezet.
Als ik “nee” zei, verspeelde ik de kans op een beroep.
Ik zei “ja”. Gemeente B. regelde de zaak met Meppel en ik zocht een oppas. Leo kon altijd nog bedanken!
De volgende zaterdag kwam de jeugd opgetogen thuis uit hun kamp. Ik liet mijn man eerst wat uitrusten en over het kamp vertellen en toen zei ik: “Ik heb bijna een beroep voor je. Morgen moet je in Friesland preken met een Fredeshiempreek! Voor een vervanger is gezorgd.”
Toen werd er natuurlijk naar links en rechts gebeld en het resultaat was dat wij de volgende dag naar Bolsward reisden. Leo hield er zijn Fredeshiempreek, waarna het gebruikelijke gesprek met de kerkenraad plaatsvond.
Toen wij die middag naar Meppel terugreisden, hadden we een toezegging van een beroep. In de loop van de daarop volgende week nam Leo het beroep aan en dat betekende voor ons, dat we drie maanden later de gemeenten Meppel en Assen zouden omruilen voor het drietal Bolsward, Makkum en Witmarsum.
Bijna zes jaar hadden wij in Meppel gewoond.