36. Het uiterlijk van de gemeente

Sappemeer 1974-1979

CroonhovenVooral in een kleine plaats wordt een kerkelijke ge­meente beoor­deeld naar het uiterlijk van kerk en pas­torie. In Sappe­meer zijn de doopsgezinden van oor­sprong een boeren­gemeente, aangevuld door een aantal burgers en zaken­lieden.

Voor onze komst had de pastorie bijna twee jaar leeg­gestaan en waren twee hevige stormen over het Gro­ningse land ge­trokken. De tuin rond kerk en pastorie was deerlijk gehavend en de langdurige leegstand hadden het huis een onverzorgd uiterlijk gegeven. De doops­gezinden werden door hun plaats­genoten al aangespro­ken over de aanblik van hun kerkterrein.

Toen werden wij beroepen. De pastorie werd grondig op­ge­knapt en de tuin zou ook in orde gemaakt worden.
“Wilt u daarmee wachten tot wij hier wonen? Want ik wil er zelf graag bij zijn,” vroeg ik.
Wat verwonderd gaf de kerkenraad toe. Maar ik kreeg hulp uit een heel belangrijke hoek. Tot de invloedrijke families in de gemeente behoorde een bejaarde zuster die ik als lerares op de tuinbouw­school voor het vak ‘Tuinarchitectuur’ had gehad. Zij was het met mij eens en zei met gezag: “Wachten tot het najaar, dan zijn we er bei­den bij”. En dat gebeurde.

Eerst dus het huis helemaal inrichten. Daar ging een goede week mee heen en al die tijd bleven de oude gordijnen van onze voorgangers hangen. Al spoedig kwamen er dames uit de kerken­raad vragen of het mijn bedoeling was de gor­dijnen te laten hangen.
“Nee, ik heb de rol vitrage al in huis, maar zesentwintig gor­dijnen voor beneden, vier voor boven en twee voor de keuken is een heel naaiwerk en dat komt volgende week wel.”

Mijn moeder kwam mij helpen met naaien. Eerst maar de studeer­kamer. Nauwelijks waren de twee ramen aan de voor­kant aan­gekleed, of de telefoon ging. De overbuur­vrouw kwam zeggen, dat ze zo blij was met de nieuwe gordijnen. Nu ziet Sappemeer dat de pastorie weer bewoond is!

Dan eerst maar de hele voorgevel, besloten wij. De vol­gende mid­dag weer een telefoontje van een zuster: “Wat ben ik blij met die gordijnen! Nu weet men dat we weer een dominee hebben.”
En zo ging het door. Na de eerstvolgende dienst wan­delden diverse zusters rond het huis om hun tevreden­heid met de gordijnen te to­nen. Zo won ik het hart van de gemeente.

In het najaar kwam de tuin aan de beurt. Enige boeren­broeders kwamen met groot materiaal helpen om al de omge­waaide bomen te verwijderen. Daarna was het mijn beurt, bijgestaan door mijn be­jaarde lerares. De stinsen­planten kre­gen met zorg weer de ruimte. De blauwe re­gen naast de voor­deur werd ingekort, zodat beide helf­ten van de voordeur weer open konden. Onder de hop kwam een perenboom, onder de braam een jasmijnstruik en onder de klimop een tuinprieel tevoorschijn. Een prachtige oude taxus in de achter­tuin, een oude wilg naast de kerk en een zeer oude rode beuk naast de pastorie waren sieraden. Als dank voor de hulp van zr. Boon, mijn lerares, haalde ik een berkje uit haar eigen tuin en plantte die in de voortuin.

Huis en tuin spraken beide van anderhalve eeuw doops­gezind le­ven.


Deze column verscheen oorspronkelijk op 4 januari 1992 in het

logo Algemeen Doopsgezind Weekblad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *