28. De zegen van Eussie

Bolsward 1958-1968

Hank Brouwer-van der Berg, Eussie (naar Jopie Huisman)Hij was een zeer nuttig man, de oude voddenman. Enige ma­len per week reed hij met zijn bakfiets door de stad en ver­gaarde alles, be­halve de schillen. Hij woonde in Makkum in een verzorgingshuis en luisterde naar de naam Eussie.

Hij was door de hele streek bekend. In Workum in het museum van Jopie Huisman hangt di­verse malen zijn portret. Hij zal tegen de zestig zijn ge­weest, hij liep krom, had een grote pet op, droeg een lange jas die bijna de grond raakte, en te grote schoe­nen. Zijn grote handen waren enorm sterk, want hij tilde met gemak heel zware voorwerpen in zijn bakfiets. Hij deed mij altijd denken aan één van de dwergen uit Walt Disney’s film Sneeuwwitje.

In 1964 had Leo de combinatie Makkum-Witmarsum verruild voor het secretariaat van de Doopsgezinde Zendings­raad. Hij moest dus vanuit Bolsward vaak met de auto naar Holland. Na enige jaren ging hij uitkijken naar een halve-tijdgemeente in het westen van het land. Zo kwamen wij in contact met Delft, dat toen net vacant werd. De tijd naderde dus, dat wij Bolsward zouden verlaten. Dat was voor mij en de kinderen een grotere verandering dan voor mijn man. Hij behield zijn werk, maar wij raak­ten al onze vriendinnen, ons werk en de school kwijt. Ook ons fijne huis moesten wij verlaten.

Ik heb het heel erg gevonden om na tien jaar uit Fries­land te moeten vertrekken.

Verhuizen betekent opruimen en opruimen is wegdoen, zeker als het toekomstige huis veel kleiner is. Voor Eus­sie brak een gouden tijd aan, want in het najaar van 1968 stond er geregeld wat voor hem klaar: meubels, kleren, papier, oude boeken enz. Bijna elke dag ver­scheen hij.

Tenslotte zette ik mijn ouder­wetse schoepen­wasmachine klaar. Toen hij de kuip had weggesleept zei ik: “Dit is alles, morgen komt de verhuizer.”
“Als die weg is, kom ik nog even kijken, dan kan ik de vloerbe­dekking meenemen,” zei Eussie.
Even later stond hij echter weer in de keuken. “Ik kom u bedanken mevrouw en goede reis wensen.”
Ineens richtte hij zich op en werd hij in zijn lange jas groter en groter. “Wilt u knielen?” vroeg hij in het Fries.

Toen veranderde de kromme voddenman in een soort profeet. Hij richtte zich zo hoog mogelijk op, stak zijn grote handen omhoog en zei plechtig: “De Hearre seegne jo mefrou, jo man, jo bern in jo nije wenplak.* Amen.” Zijn armen zakten neer, zijn rug werd weer krom en de profeet veranderde weer in de vodden­man.

“Dank u wel, Reitsma,” zei ik. “Mag ik u ook Gods zegen toe­wensen?” De naam Eussie paste nu niet. “Zo is het goed,” zei hij en verliet de keuken.

Ik keek hem ontroerd na toen hij met de wringer op zijn schouders de tuin uitsjouwde. God kan elk mens in Zijn dienst gebruiken. Het beeld van de ge­bogen man en de zegen die hij uitsprak, nam ik mee naar mijn nieuwe woonplaats. Er wachtte ons daar een volgende opdracht.


* “De Heer zegene u mevrouw, uw man, uw kinderen in uw nieuwe woon­plaats”.


Deze column verscheen oorspronkelijk op 18 april 1991 in het

logo Algemeen Doopsgezind Weekblad

1 gedachte op “28. De zegen van Eussie

  1. Pingback: Slot: Dominee hèt een meid! Een interview | Lidy Laurense-van der Meulen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *