Bolsward 1958-1968
De pastorie, gebouwd in 1909 als rentenierswoning, lag hoger dan de tuin. Alle buitendeuren hadden een stoep van drie treden. Dit stelde mij voor de vraag, hoe met de kinderwagen in huis te komen. Als ik thuis kwam, liet Leo dadelijk zijn werk liggen om mij met de wagen te helpen. Een paar planken dienden als oprit. Uiteraard verdween deze moeilijkheid met de jaren.
De kelder was dit keer het zorgenkind van de woning. Hij was niet waterdicht en meestal stond er tien centimeter water in. Een voortdurende bron van vocht, temeer daar de planken zoldering tevens de vloer van de studeerkamer was. Boven het water in de halfdonkere ruimte dwarrelden mugjes, die naarstig gegeten werden door een kolonie pissebedden.
Verder bleek het keldergat op een trekroute (een ‘wissel’) van jonge kikkertjes te liggen, want elke zomer verzeilden er tientallen kikkertjes in de kelder. Zij konden er niet meer uit, aten muggen en pissebedden en dreven rond op plankjes tot wij hen redden. Deze kikkerkelder was aan verschillende gemeenteleden bekend. Dat had een heel bijzonder gevolg.
Tegenover ons huis stond de hogere ‘Zuivelschool’, later omgedoopt tot de Hogere School voor Levensmiddelentechnologie. Onder de studenten (de zogenaamde ‘suvelheren’) was een aantal doopsgezinde jongemannen. Zij hoorden van de kikkerkelder.
Zoals bij alle zich zelfrespecterende studentenverenigingen werden de eerstejaars studenten ontgroend. Zij werden dan ‘klooien’ genoemd en moesten zich kleden in jacquet, hoge hoed en witte klompen. Zij liepen met afgemeten passen tussen de tramrails en werden door iedereen met ‘klooi’ aangesproken.
Een vaste prik werd het dat begin september een klooi aanbelde, netjes zijn hoed afnam en mij vroeg om in ons huis kikkers te mogen vangen. Hij mocht binnenkomen en kreeg twee lege groenteblikken, een emmer en Leo’s laarzen aan en dan mocht hij de kelder leegscheppen. Een goed uur werk! De gevangen kikkertjes werden geteld en weer in de tuin gezet, want ik weigerde de diertjes mee te geven. De klooi kreeg van mij een getuigschrift met zoveel stempels van kikkers als hij gevangen had.
Na een paar jaar werd de kelder leeggepompt, schoongemaakt en door de aannemer waterdicht gemaakt. Daarmede was het ontgroeningsstuntje verleden tijd. De kikkertjes bleven echter komen en ik zon op een middel om hun wissel te verleggen. Wij bestelden scherpzand en strooiden dit rond het keldergat. De kikkers hielden niet van dit prikkende spul op hun gladde natte lijfjes en zochten een ander paadje door de tuin om de sloot bij de zuivelschool te bereiken.
Een ander probleem deed zich op de bovenverdieping voor. De krimpen van het dak waren vooral bij veel sneeuw de oorzaak van lekkage. Ditzelfde probleem heb ik in Staveren en later in Sappemeer ook meegemaakt. De lekken werden opgevangen in potten, pannen, emmers, blikjes, bakjes. Elke drup gaf een eigen geluid: ping-pang-pong-plop enz. Oude pastorieën hebben hun eigen ‘watermuziek’. Dit is één van hun aantrekkelijkheden.