Sappemeer 1974-1978
Op een avond gaat de telefoon. Zr. S.* wil morgen graag op de koffie komen. Zij heeft met ons beiden wat te bespreken. Het is dringend! Leo heeft een andere afspraak, maar kan die wat verschuiven. Zr. S. is een oudere weduwe en een zeer trouw gemeente- en zusterkringlid. Zij woont op een kleine bovenwoning en heeft een pensioen van de Spoorwegen. Wij vragen ons af wat er aan de hand is. Haar stem klonk opgewonden, maar niet treurig. Wij veronderstellen dat zr. S. gaat hertrouwen.
De volgende morgen, klokslag tien uur, belt zij aan de achterdeur en duwt mij bij het opendoen een doos gebakjes in de hand. “Voor bij de koffie, ik trakteer.” De Groninger koek die ik juist afgesneden had, kan terug in de trommel.
Terwijl ik in de keuken bezig ben, helpt mijn man haar uit haar mantel en wil haar in de studeerkamer laten. Maar dat is de bedoeling niet! Zr. S. wil in de zitkamer ontvangen worden! De gemeenteleden kennen hun pastorie goed.
Wij zijn beiden brandend nieuwsgierig, maar hebben in de loop der jaren zoveel pastorale wijsheid opgedaan dat we afwachten. Wij houden het erop dat zr. S. de bruid is.
Gezellig pratend geniet onze bezoekster van de koffie met gebak en als het eerste kopje op is, zeg zij: “U zult wel willen weten waarom ik trakteer. U raadt het nooit… Ik heb de honderdduizend gewonnen!”
Wij vergeten verder te drinken. De honderdduizend, zoiets leest men alleen maar in de krant. Hier zit een gewoon gemeentelid dat deze prijs echt gewonnen heeft. Zr. S. tempert onze verwondering wat door op te merken, dat zij maar de helft heeft. Zij speelt namelijk nooit in de loterij, maar deze keer had een kennis haar overgehaald samen één lot te nemen. Zij krijgt dus ƒ 50.000,-. Zoveel heeft zij nog nooit bij elkaar gezien. “Vanmorgen ben ik bij de woninginrichting geweest en heb gezegd dat ik heel mijn huis opnieuw gemeubileerd en gestoffeerd wil hebben. Met de schilder moeten zij maar overleggen over het behang en het verven. Volgende maand koop ik een nieuwe winterjas met muts en bontlaarsjes, want die had ik altijd zo graag willen hebben.” Ze vraagt of ik voor de eerstvolgende zusterkring gebakjes wil bestellen – het gaat de bakker niet aan dat zij trakteert. “Dominee, de gemeente krijgt ook een gift en de rest zet ik op de bank.”
Het mag niet alom bekend worden dat zij als oudere alleenstaande vrouw ineens over zoveel geld beschikt: “Dan krijg ik gebedel aan de deur.” In een dorp kan zoiets toch niet verborgen blijven, zeker niet wanneer er uitgebreid getrakteerd wordt. Iedereen gunt haar deze meevaller. Wij maakten samen een soort begroting op en raadden haar aan deze bijzondere zaak niet te veel rond te bazuinen.
Toen de koffie eindelijk op was en zr. S. vertrok, moest mijn man zijn volgende afspraak afbellen. Wij bedachten beiden dat dit wel het vreemdste pastorale probleem was waar wij ooit mee te maken hadden gehad: een gemeentelid dat de honderdduizend wint!