Staveren 1949-1953
Veel bewoners van Staveren hadden als hobby het houden van geiten. Toen het voorjaar goed op gang was, werd in de schuine graswand bij de gracht vlak voor ons huis een geit neergezet met drie jongen. De kleintjes stonden niet vast. Dat kon, want er was nog maar weinig autoverkeer, zodat zij geen gevaar liepen. Wij genoten van de malle sprongen van dat kleine goed. Zij sprongen ook over onze stoep.
De winter was voorbij en de vulkachels werden opgeborgen: tijd voor de grote schoonmaak dus. Op een mooie voorjaarsdag besloten mijn hulp en ik de studeerkamer een schoonmaakbeurt te geven.
Nu had de pastorie grote zware ramen. Er hoorde lood in te zitten als tegenwicht, maar dit ontbrak (vermoedelijk in de oorlog verdwenen). Om het raam op te schuiven waren drie handen nodig, twee voor het raam en één om het bijpassende blokje eronder te schuiven. Dit blokje kon op drie standen: plat, dwars en hoog. Bij het sluiten was uiteraard weer hulp nodig. Daarom moest ik altijd rekening houden met de aan- of afwezigheid van mijn man, wilde ik de ramen open of dicht doen. Maar nu was mijn hulp er. De ramen gingen hoog open en wij togen aan het werk: stoffen, zuigen, zemen en wrijven. De boeken werden onder het raam uitgeklopt. We sloegen de bijbels tegen elkaar, de Mennonitica, de dogmatiek, de kerkgeschiedenis enzovoort. Zo leerde ik de indeling van een predikantsboekenkast.
Om vier uur moest mijn hulp weg en ik verdween naar het achterhuis om het werkmateriaal op te ruimen. De ramen lieten wij hoog staan. Als Leo thuis kwam, zouden wij ze wel sluiten. Bang voor ongenode gasten waren wij in die jaren nog niet.
Wat doet een huisvrouw die hard gewerkt heeft? Even op een stoel gaan zitten en voldaan rondkijken naar het werk van haar handen. Maar toen ik in de studeerkamer kwam, stond er een geitje op de stoel achter het bureau en een ander was net naar binnen gesprongen! Even stond ik als aan de grond genageld, maar toen ging ik op de geitenjacht. Wat waren die dingen vlug! Zij sprongen overal op en overheen. De stapel papieren op het bureau die ik zo zorgvuldig op volgorde gehouden had, zeilde op de grond.
Met moeite kreeg ik één geitje te pakken en werkte het spartelende dier de voordeur uit. Toen ik echter in de kamer terug kwam, waren er weer twee geitjes! Vangen was onbegonnen werk, eerst moesten de ramen dicht. Ik moest iemand vinden om mij te helpen!
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij, want plotseling klonk het gebarsten geluid van de voordeurbel. Hoera, daar was iemand die mij kon helpen!
Voor de deur stond… de leedzegger. Keurig in het zwart, met een hoge hoed, die hij afnam om op een plechtige afgemeten toon te beginnen: “De familie maakt bekend, dat op … te … is overleden enz. De begrafenis zal plaatsvinden (plaats en tijd). U wordt uitgenodigd aanwezig te zijn.“ Als de man uitgesproken was, kwam er vaak nadere uitleg zoals: “Dit was de vader van…”, meestal gevolgd door de toevoeging: “Die kent u toch niet.”
Ik had ondertussen al geleerd dat een leedbericht met gepast eerbied diende te worden aangehoord, maar deze keer kon ik die eerbied niet opbrengen. Ik onderbrak de man en riep: “Kom me alstublieft helpen met de geitjes!”
De man vroeg verbaasd: “Met de geitjes?”
“Ja, daar springt de derde naar binnen, de ramen moeten dicht!”
Gelukkig zag de leedzegger het gekke van de toestand in, stopte zijn papieren weg, zette zijn hoge hoed weer op en stapte naar binnen. Hij hielp mij de ramen te sluiten en daarna de drie geitjes te vangen, wat nog een heel werk was. Ze sprongen naar alle kanten! Toen het laatste geitje buiten was, bedankte ik de man, die zich op de stoep omdraaide, zijn hoge hoed afnam en begon: “De familie maakt bekend…”
Met moeite hoorde ik het bericht in de gepaste eerbied aan en toen hij naar het buurhuis vertrokken was, heb ik eerst een potje zitten lach-huilen, maar daarna moest ik opnieuw aan het werk om alle geitensporen op te ruimen. Er zit nu nog een kras van geitenhoefjes op het bureau.