Zutphen 1979-1990
Vanuit Zutphen heeft mijn man een ringbeurt in Nijmegen. Het is mooi voorjaarsweer en ik ga mee. Wij willen ’s middags een bloesemtocht maken.
Juist buiten Zutphen staat een jong stel te liften. Wij stoppen. Zij willen naar Arnhem en mogen meerijden. Terwijl wij verder rijden, zie ik dat mijn man telkens in de achteruitkijkspiegel kijkt. Zou er iets bijzonders vlak achter ons rijden? Ook ik kijk achterom, maar zie niets vreemds.
Plotseling vraagt Leo de jongeman: “Heb je in Winschoten aan de Noorderschans gewoond?“ De Noorderschans is de gevangenis te Winschoten.
“Ja,” zegt de jongen, “één jaar; u komt mij ook bekend voor.”
“Ik heb er gewerkt,” antwoordt Leo.
“Oh, dan bent u de dominee!”
Toen kwamen de verhalen los over de gevangenistijd en over enkele aanvoerders onder de gevangenen die de anderen inpeperden om niet naar de dominee te gaan. Dat was dus de oorzaak dat Leo in de gevangenis niet goed kon functioneren!
Bij Arnhem verlaat het tweetal onze auto en wij kunnen verder rijden zonder steeds in de achteruitkijkspiegel te kijken. Op weg naar een rustige doopsgezind-remonstrantse dienst, waar mijn man wel kan functioneren.
Een jaar later in februari belt de kosteres van de gereformeerde kerk op. “Ik wil u even waarschuwen. Er is hier zo juist een grote vent aan de kosterij geweest en hij vroeg om uw adres. Ik heb gezegd dat uw man geen predikant bij ons was, maar de man zei: ‘Jullie protestanten weten heus wel de adressen van alle dominees.’ Toen werd ik bang en heb uw adres gegeven. Hij rijdt in een grote oude Mercedes en heeft een vrouw bij zich.”
Ik bedank haar en ren naar Leo met het bericht dat er een grote oude Mercedes op komst is met een man erin om bang van te worden. Nauwelijks heb ik alles verteld of daar stopt de Mercedes voor de deur. Zodra de man uitstapt, roept Leo: “Maar dat is Toontje! Die is dus ook weer vrij!”
“Dag dominee!” Toontje zwengelt hevig aan Leo’s arm. “Dit is mijn vriendin Lies.” De vrouw is klein en zinkt in het niet naast die grote man.
Leo nodigt het stel op de koffie en al heel gauw zit Toontje op zijn praatstoel. Het is nu carnaval en eens heeft hij tijdens carnaval met een dronken kop een moord gepleegd, waarvoor hij in de gevangenis kwam. Dat gebeurt hem niet meer! Daarom ontvlucht hij tijdens carnaval het rooms-katholieke zuiden en zoekt hij toevlucht in het protestantse noorden. Dat wij in Zutphen woonden, had hij destijds in de Winschoter krant gelezen en nu was hij dus hier. Leo had in de gevangenis eens een gesprek met hem gehad en dat had hem erg geholpen. Voor die aanvoerders daar was hij niet bang… Nu kwam hij Leo bedanken.
Als gastvrouw moest ik mij ondertussen bezighouden met vriendin Lies. Waar praat je over met een onbekende vrouw? Over huishouden, kinderen en werk.
Dit laatste slaat aan. Toontje heeft haar uit de hoerenbuurt opgediept en nu woont ze bij hem. Hij wil niet meer dat ze daar werkt. Het was anders best mooi werk en het verdiende goed. Vervolgens kreeg ik hele verhalen hoe men met de klanten moest omgaan. Zij zei steeds: “Dat snapt u wel.” Ik snapte de helft niet en zei maar ja, nee, oh, en bedacht dat ze wel grote mensen(mannen)kennis had.
Na dit bezoek hebben wij hen nooit meer gezien. Een paar jaar lang kwam er nog een kerstkaart en weer later werden wij diep in de kerstnacht uit bed gebeld door een dronken Toontje, die ons “Zalig Kerstmis” wilde wensen.