47. Bajesklanten

Zutphen 1979-1990

gevangenis winschotenVanuit Zutphen heeft mijn man een ringbeurt in Nijmegen. Het is mooi voorjaarsweer en ik ga mee. Wij willen ’s middags een bloesem­tocht maken.

Juist buiten Zutphen staat een jong stel te liften. Wij stoppen. Zij willen naar Arnhem en mogen meerijden. Terwijl wij verder rijden, zie ik dat mijn man telkens in de achteruitkijkspiegel kijkt. Zou er iets bijzonders vlak achter ons rijden? Ook ik kijk achterom, maar zie niets vreemds.

Plotseling vraagt Leo de jongeman: “Heb je in Winschoten aan de Noorderschans gewoond?“ De Noorder­­schans is de ge­vangenis te Winschoten.
“Ja,” zegt de jongen, “één jaar; u komt mij ook bekend voor.”
“Ik heb er gewerkt,” antwoordt Leo.
“Oh, dan bent u de dominee!”

Toen kwamen de verhalen los over de gevangenistijd en over en­kele aanvoerders onder de gevangenen die de anderen inpeperden om niet naar de dominee te gaan. Dat was dus de oorzaak dat Leo in de gevangenis niet goed kon functioneren!

Bij Arnhem verlaat het tweetal onze auto en wij kunnen verder rijden zonder steeds in de achteruitkijkspiegel te kijken. Op weg naar een rustige doopsgezind-remon­strantse dienst, waar mijn man wel kan functioneren.

Een jaar later in februari belt de kosteres van de gerefor­meerde kerk op. “Ik wil u even waarschuwen. Er is hier zo juist een grote vent aan de kosterij geweest en hij vroeg om uw adres. Ik heb gezegd dat uw man geen predikant bij ons was, maar de man zei: ‘Jullie protes­tanten weten heus wel de adressen van alle dominees.’ Toen werd ik bang en heb uw adres gegeven. Hij rijdt in een grote oude Merce­des en heeft een vrouw bij zich.”

Ik bedank haar en ren naar Leo met het bericht dat er een grote oude Mercedes op komst is met een man erin om bang van te wor­den. Nauwelijks heb ik alles verteld of daar stopt de Mercedes voor de deur. Zodra de man uitstapt, roept Leo: “Maar dat is Toontje! Die is dus ook weer vrij!”
“Dag dominee!” Toontje zwengelt hevig aan Leo’s arm. “Dit is mijn vriendin Lies.” De vrouw is klein en zinkt in het niet naast die grote man.

Leo nodigt het stel op de koffie en al heel gauw zit Toontje op zijn praatstoel. Het is nu carnaval en eens heeft hij tijdens carna­val met een dron­ken kop een moord gepleegd, waarvoor hij in de gevangenis kwam. Dat gebeurt hem niet meer! Daarom ontvlucht hij tijdens carnaval het rooms-katholieke zuiden en zoekt hij toevlucht in het protes­tantse noorden. Dat wij in Zutphen woonden, had hij destijds in de Winschoter krant gelezen en nu was hij dus hier. Leo had in de gevange­nis eens een gesprek met hem gehad en dat had hem erg geholpen. Voor die aanvoerders daar was hij niet bang… Nu kwam hij Leo bedanken.

Als gastvrouw moest ik mij ondertussen bezighouden met vriendin Lies. Waar praat je over met een onbekende vrouw? Over huis­houden, kinderen en werk.
Dit laatste slaat aan. Toontje heeft haar uit de hoerenbuurt opgediept en nu woont ze bij hem. Hij wil niet meer dat ze daar werkt. Het was anders best mooi werk en het verdiende goed. Vervolgens kreeg ik hele verhalen hoe men met de klanten moest omgaan. Zij zei steeds: “Dat snapt u wel.” Ik snapte de helft niet en zei maar ja, nee, oh, en bedacht dat ze wel grote mensen(mannen)kennis had.

Na dit bezoek hebben wij hen nooit meer gezien. Een paar jaar lang kwam er nog een kerstkaart en weer later werden wij diep in de kerstnacht uit bed gebeld door een dronken Toon­tje, die ons “Zalig Kerstmis” wilde wensen.


Deze columns verscheen oorspronkelijk in 1992 in het

logo Algemeen Doopsgezind Weekblad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *