13. Donderdag Meppeldag!

Meppel 1953-1958

Hank Brouwer-van der Berg, VarkenWie nu, in 1989, op donderdag Meppel binnenkomt, wordt op alle invals­wegen begroet door een grote houten middel­eeuwse heraut, die den volke kond doet dat donderdag Meppeldag is. Van oudsher is donderdag de marktdag in Meppel en van alle kanten kwam men vroeger al naar de markt toe. Dat is nu nog zo. Midden in de stad vele straten met marktkraampjes, die de meest uiteen­lopende waren aanbieden.

‘IETS VOOR STAPHORST’ staat soms in grote letters boven een kraam en dat heeft een reden, want Meppel wemelt op donderdag van de Stap­horsters. Dat geeft een heel bepaalde kleur aan de markt. Vooral de Staphorster vrouwen, van klein tot hoogbejaard, vertonen zich op de markt en alleen al het bestuderen van hun kleding is de moeite waard.

De mannen zijn minder opvallend. Donkere boerenkleding of moderne overalls met een pet op. Deze mannen ko­men vooral om landbouwmateriaal te kopen en om de varkensmarkt op het Vledder, de voormalige ijs­baan, te bezoeken. Later kwam hiervoor een markthal, die nu dienst doet als sporthal. Maar in onze jaren werden de var­kens nog in de open lucht verhandeld. Ons huis grensde aan de achterkant aan het Vledder en het gegil van de biggen en de varkens drong tot in huis door.

De markt was als volgt ingedeeld:

  1. De biggenbakken: grote houten bakken, waar de jonge biggen om en om, dus kop naast staart als le­vende wor­sten ingelegd waren. En zij bleven liggen ook!
  2. Houten hokken voor de jonge varkens.
  3. Metalen hekken voor de grote zeugen en beren (man­varkens). Daar waren enorme dieren bij.

Alle varkens werden gemerkt met een speciale kleur streep of ander figuur op hun rug. Bij verkoop kwam daar een ander kleurtje overheen.

Voor ons trouwen had ik op de proeftuinen van de Tuin­bouw Voorlichtingsdienst van het Ministerie van Land­bouw gewerkt. Als huwelijksgeschenk kreeg ik van mijn ex-collega’s en ver­dere landbouwrelaties een heel apart assortiment bloembollen en dahliaknollen. In Staveren op de Friese zeeklei hadden deze gewassen wel hun best gedaan, maar in Meppel op de zanderige veengrond hadden de bollen en knollen het hele­maal naar hun zin. In het voorjaar trokken de bolgewassen de aandacht en in de na­zomer waren het de dahlia’s waar de voorbijgangers naar bleven kijken. Mijn voortuin was mijn trots.

Op een donderdagmorgen, begin september 1957, ter­wijl ik juist bezig was met de verzorging van mijn jongste baby, klonk er plotseling vanuit de voortuin een gesnuif, gekraak, geknor en geroep. Ik wikkelde het kindje in een doek, drukte het te­gen mij aan en liep naar het voor­raam.

Twee halfwas beren waren kennelijk ontsnapt van de markt en hadden mijn voor­tuin ont­dekt. Zij deden zich met een reuzesnelheid tegoed aan de dahliaknollen en -planten. Ook andere planten moesten eraan geloven. Toen groeven zij de bloembollen op en tulp, krokus, nar­cis, sneeuwklok, blauwe druifje, alles verdween in de varkens­bekken. Er ontstond een enorme ravage.

Ik vroeg de buurjongens, die tevergeefs aan de staarten trokken, om de marktmeester te waarschuwen. De jon­gens holden weg, maar de varkens vraten voorlopig door. Ik hoopte maar dat zij aan de hyacinten zouden beginnen, want dan was het feest gauw bekeken. Maar de dieren smeten de hyacinten opzij. Hun in­stinct waar­schuwde hen voor deze blarenverwekkende bollen. In de oorlogsjaren hadden wij naar de eetbaarheid van bloem­bollen een onderzoek gedaan, daarom wist ik dat hya­cinten niet eetbaar zijn.

Eindelijk verschenen er twee Staphorster boeren, die weinig zachtzinnig op de varkens insloegen en schopten en hen gil­lend naar de markt dreven. Mijn protest moest ik maar bij de marktmeester indienen. ’s Middags had ik daar pas tijd voor. De marktmeester vroeg naar het kleurmerk van de dieren. Daar had ik niet precies opge­let. Blauw, groen of paars? Tja, als ik niet precies kon zeggen of de dieren blauw, groen of paars waren en rond, driehoekig of vierkant waren geweest, was er geen verhaal mogelijk. De ophalers wisten wie de eige­naar was, maar die waren niet te achterhalen. De schade was voor ons.

De voortuin is weer opgeknapt, maar de bij­zondere bollen en knollen waren, op de hyacinten na, verdwenen.


Deze column verscheen oorspronkelijk op 25 november 1989 in het

logo Algemeen Doopsgezind Weekblad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *