34. Verhuizen doet pijn

Delft 1968-1974

Na vijf jaar liep Leo’s contract met de Zendingsraad af en moest er naar een nieuwe werkkring gezocht worden. Mijn man stelde zich weer beroepbaar. Samen met andere beroeps­groepen behoor­den wij tot diegenen die vaak een andere standplaats kregen en zelfs een vaste verhuizer had­den. De eerste drie verhuizingen in mijn huwelijk had ik als een avontuur ervaren. De vierde keer was ingrijpend geweest, vooral voor de kinderen. Nu stond de vijfde ver­huizing voor de deur.

Onze oudste dochter was ondertussen studente te Wage­ningen en zei: “Het kan mij niet schelen waar jullie heengaan. Ik heb mijn eigen plekje gevonden.” Voor de jongste was het enger. Zij zat in 5 VWO, het eerste jaar van de keuze­pakketten. Op een moeilijk moment zou zij haar opleiding moeten onderbreken. Toch wilden wij een meisje van zestien niet alleen in Delft achterlaten.

Ook ik vond het niet leuk. Ik moest mijn school opgeven: het werk van mijn man ging voor. Hoewel er verscheidene grotere gemeenten vacant waren en Leo op enkele tal­len geplaatst werd, kwam het nooit tot een beroep. Voor hem erg teleur­stellend. Eindelijk kwam er met behulp van de ADS* een op­lossing.

Sappemeer-Winschoten was vacant en kon gecom­bineerd worden met een gevangenispastoraat te Winschoten. Dit laat­ste was nu niet dadelijk wat Leo wenste, maar we hadden geen andere keus. Het beroep werd aangenomen en met het oog op Marijke verhuis­den wij in augustus 1974. Zij kon dan het volledige laat­ste jaar in Sappe­meer naar school.

Zoals overal was de Scholengemeenschap daar een onderwijs­fabriek met twaalfhonderd leerlingen. Zij kende er niemand en ging onder in de massa. Na veertien da­gen kwam onze doch­ter ziek en over­spannen thuis. Eenzaamheid en verwarring waren de oorzaken. Medicijnen en rust hielpen niet. Geluk­kig voelde ik aan, dat zij in de eer­ste plaats vrien­den nodig had. In overleg met de conrector van het VWO werd een zestal oud­ste leer­lingen gevonden dat bereid was om de beurt Marijke op te zoeken en over het wel en wee op school te ver­tellen. Het was dé oplossing. Na tien dagen ging zij weer naar school, kende nu een aantal medeleerlingen en kwam door hen weer in aanraking met anderen. De een­zaam­heid was voorbij. Marijke paste zich aan hij de Groninger jeugd, slaagde voor haar eindexamen, ging met klasgenoten in Groningen studeren en is Groningse geworden.

Na een verhuizing duurt het een vol jaar voordat men inge­burgerd is. Er moeten nieuwe vrienden en kennissen gevon­den worden, want de contacten uit de vorige ge­meente ver­slappen. Daarom is het van groot belang, dat leeftijdgenoten in de gemeente het predikants­gezin op­vangen. Bij steeds opeenvolgende verhuizingen raakt men nergens thuis. De kinderen vroegen mij eens: “Waar ho­ren wij nu thuis?” Mijn antwoord was: “Ergens in doopsgezind Neder­land.”


* ADS = Algemene Doopsgezinde Sociëteit


Deze column verscheen oorspronkelijk op 19 oktober 1991 in het

logo Algemeen Doopsgezind Weekblad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *